victorverhart.reismee.nl

Hoofdstuk 9: Fellowship

Toen ik met het surfboard onder mijn arm het strand van Broome opliep ontmoete ik Richard. Hij vertelde me dat hij zojuist ontslagen met zijn maat Pete. Zijn plan was om naar Darwin toe te reizen om naar werk in de primaire sector op zoek te gaan. Toevallig had ik deze dag uitgepikt om op zoek te gaan naar een reismaatje om naar Darwin toe te reizen. Richard wilde graag met mij mee en zei dat zijn maten Pete en Coen misschien ook mee wilden. Een uur later was ook Pete ontslagen en had Coen ontslag genomen. Het reisgenootschap voor de 2000 km asfalt naar Darwin was gevormd.

Ik kende Pete, Richard en Coen uit het eerste hostel waar ik verbleef in Broome. Toen ik naar een ander hostel was overgestapt arriveerde Coen, Pete en Richard een dag later. Ik raakte goed bevriend met ze en regelmatig gingen we gezamelijk naar het strand of de pub. Pete is een vrolijke Engelsman die ik ‘top 10 Pete’ noem aangezien hij gek is op lijstjes maken met de beste films, beste boeken, beste vrouwen en al het andere dat in een volgorde geplaatst kan worden. Richard is 29, de oudste van het genootschap. In Engeland was hij een accountant en nadat zijn relatie stuk liep besloot hij naar Australia te vertrekken. Coen is een 23 jarige knaap uit Uitgeest die, net als ik, afgelopen zomer is afgestudeerd en na zijn studie op reis ging.

Onze eerste bezichtiging op de route was Wolves Creek. Een meteoriet krater van bijna een km doorsnee. Daarnaast is het de titel van een film waarin een psychopatische Australier backpackerauto’s saboteert om vervolgens de backpackers aan te bieden om bij hem te overnachten. De naieve backpackers worden door de gastvrije Australier gedrogeerd, gemarteld en vermoord. Ik had voor mijn reis nooit van deze film gehoord, maar veel backpackers hebben mij er over verteld. Wolves creek is hierdoor een heilige plek voor backpackers en voor de ervaring wilden we er graag een nacht kamperen.

Na drie uur over een ongeasfalteerde weg te hebben gereden kwamen we in het donker aan en de volgende morgen bezochten we de krater. Deze was enorm. Na een steile afdeling doorkruiste we de krater, normaal gesproken kost dat zo’n 20 minuten maar Pete had net een hernia operatie achter de rug en uiteindelijk duurde het een half uur. Na een uur waren we terug bij de auto. Gelukkig had niemand onze kabels doorgeknipt en konden we de weg weer op.

De volgende nacht stopten we op een picknickplaats langs de weg. Toen de nacht viel realiseerde we ons pas dat er zo’n 500 meter van onze een aantal bomen in de brand stonden. De vlammen gaven een zelfde effect aan de horizon als een zonsondergang. Aangezien er weinig wind stond leek er weinig gevaar te zijn. ‘s nachts was ik voor de zekerheid nog even de tent uitgestapt om in geval van nood aan een vlammenzee te ontkomen. Het vuur was redelijk gedoofd dus ik kon rustig slapen gaan. De volgende dag realiseerde we op de weg dat de brandende bomen meer regelmaat dan uitzondering waren. Het droge gras wordt door de brandweer in brand gestoken om zo te voorkomen dat in een droge periode het vuur zich minder makkelijk kan verspreiden.

Het meest memorabele moment van de reis was na het paseren van de WA grens bij Timber Creek. Northern Terretories staat bekend als Crocodile country en iedere rivier of kreek die we passeerde stopten we om te kijken of er krokodillen zwommen. In Timber Creek kende Pete de cassiere die daar in het pompstation werkte. Zij vertelde dat in de rivier achter het station krokodillen zwommen. Toen we met haar meeliepen kon ik van zo’n 20 meter van de oever aan de overkant een Johnston zoetwater krokodil zien liggen. 300 jaar evolutie had dit monster gecreeerd. Een bek vol tanden zo scherp als messen en een leren pantser zo sterk als een Duitse tank. Ik zocht een plaatsje in de boom waar ik hem kon bewonderen. Coen wilde wat meer sensatie en liep via een brug naar de oever waar de krokodil lag om een close up foto te maken en hem misschien aan te kunnen raken. Nog voordat Coen de krokodil zag, zag de krokodil Coen en in minder dan een seconde dook de krokodil het water in om de rest van de tijd in onderwater door te brengen.

De volgende nacht zouden we doorbrengen in Edith Falls National Park. Een natuurgebied met watervallen, zwempoelen en krokodillen. Een van de poelen was gesloten vanwege de mogelijke aanwezigheid van zoutwaterkrokodillen. De ranger vertelde ons dat de nacht ervoor een krokodil van 4,5 meter uit de pool was gevist. Toen ik vroeg wat er met de krokodil gebeurde zei ze dat de mannetjes afgeschoten worden en de vrouwtjes naar een krokodillen farm gaan in Darwin. Ik vond het nogal controversieel, mijn vishengel uitgooien in een National Park is taboe en een bedreigd diersoort vangen zodat het later verwerkt kan worden tot handtas is blijkbaar volkomen acceptabel. De krokodillen jagers konden we echter niet vinden dus na een potje kaarten was het vroeg naar bed.

Na ‘s ochtends een mooie wandeling te hebben gemaakt en gezwommen te hebben bij een waterval, vertrokken we in de richting van Darwin. Het zou de eerste stad zijn die ik in 4 maanden zou zien. Het plan was om een dag en een nacht te blijven zodat Pete en Rich naar werk konden zoeken en dat we in het weekend terug de bush in zouden gaan om te kamperen. Toen we op vrijdagmiddag in de supermarkt inkopen deden zag ik Ian bij de kleding rekken staan. Ian was mijn collega en maat in Broome. Hij had Broome 1,5 week voor mij verlaten en sindsdien hadden we geen contact gehad. Het was een grote verassing om hem in de supermarkt 2000 km verder tegen het lijf te lopen. Na 5 minuten praten bleek dat we ook in het zelfde hostel verbleven. Het gigantische eiland Australie leek ineens toch wel erg klein.

Na een middag bijgepraat te hebben met Ian, keerde we terug naar de bush. Het was een geweldige afsluiting van een 10 dagen durende reis. Hout sprokkelen, kampvuur maken, vissen vangen, vissen braden, zwemmen onder de watervallen en springen van de rotsen, een jongensdroom. Het genootschap viel na het weekend uit elkaar. Pete en Rich hadden een baan in een roadhouse gevonden en vertrokken met Ian naar de outback. Vanmiddag zal ik Wijnand oppikken van het vliegveld in Darwin. Wijnand was mijn basisschool maatje vanaf 1996 en is altijd een van mijn beste vrienden geweest. Wie had ooit gedacht dat we 15 jaar later samen door Australie zouden gaan reizen.

Hoofdstuk 8: Kees, koraal en klussen

Wendy droogde de tranen uit haar ogen toen ik in de auto stapte om aan een nieuw avontuur te beginnen. Twee maanden lang woonde ik bij de Familie Clitheroe op Nanga Bushcamp. Nu ruilde ik het eenvoudige leven als bushbewoner in voor een lange reis naar Exmouth, het noordwesten van Western Australia (WA). Een gebied omgeven door Koraalriffen. Hier wilde ik mijn duikbrevet gaan halen, een van de dromen die ik had voordat ik naar Australie kwam. Van Perth naar Exmouth is 1500 km rijden naar Exmouth en op de route liggen slecht 3 andere steden. Het zou een eenzame rit zijn, mijn enige reiskompaan was Ed, een teddybeer die mijn moeder mij cadeau deed voor ik Nederland verliet.

Een overnachting was ik van plan te verblijven bij Kees Holla. Een goede vriend van mijn baas Jeff Bell uit Dwelling up. Jeff zou Kees laten weten dat ik hem zou bezoeken in Carnavon. Toen ik in Carnavon Kees opbelde werd al snel duidelijk dat Jeff vergeten was zijn vriend in te lichten. Kees had geen flauw idée wie ik was. Gelukkig waren Kees en zijn vrouw Joan erg gastvrij en werd mij direct een bed aangeboden. Eenmaal bij Kees aangekomen vertelde hij mij over zijn leven. 90 Jaar geleden was hij in Nijmegen geboren en hij diende tijdens de oorlog in het verzet en in de krijgsmacht tijdens de politioneele acties in Nederlands-Indie. Na een aantal jaar in Indie te zijn geweest vond hij Nederland een overbevolkt land en besloot hij op de boot naar Australie te stappen. Na 2 jaar in Australie ontmoette hij zijn vrouw Joan en tot de dag van vandaag wonen ze samen in Carnavon.

Kees zijn leven had veel overeenkomsten met dat van mijn Opa. Mijn Opa is drie jaar jonger en was geboren en getogen in Nijmegen, was betrokken bij het verzet en diende in Indie. Ik wist uit te vogelen dat ze een gezamelijke vriend hadden; Jan van Hoof de Nijmeegse verzetsheld. Mijn Opa kende hem via de scouting en Kees kende hem ook via de scouting. Ik vermoed dat mijn Opa en Kees in dezelfde scoutinggroep zaten, maar zowel kees als mijn opa konden elkaar niet herinneren. Hun leeftijd en vergeetachtigheid kan daar ook een oorzaak van zijn.

De volgende morgen liet Kees mij de voormalig bananenplantage zien, die nu door zijn zoons is overgenomen. Zij zagen geen toekomst in de banaan en gingen over op het kweken van mango’s. Een slechte keuze aangezien een kilo bananen momenteel 10 euro kost. In de middag verliet ik de plantage en nam ik afscheid van Kees en Joan. Het was nog 300 km naar Exmouth en ik maakte onderweg nog een korte tussenstop in Coral bay. Een plaatsje waar je vanaf het strand naar de koraalriffen kunt toezwemmen. Toen ik hier tot mijn borst in het water stond besloot ik de snorkel op te zetten. Toen ik mijn kop in het water stak zag ik dat ik een meter van een pijlstaartrog afstond. De moordenaar van krokodillenheld Steve Irwin. Erg dreigend kwam het dier echter niet over. De koraalriffen aan de kust waren mooi, maar niet zo spectaculair als ze in Exmouth zouden zijn.

Exmouth is een zeer afgelegen plaats dat volledig draait op toerisme. Vooral duiken en snorkellen is een populaire activiteit. Het is gelegen aan het Ningaloo reef en is in de duikwereld een van de hotspots die de oceaan te bieden heft. Mijn cursus zou 4 dagen duren. Dag 1 bestond uit theorie en examens, dag 2 was vooral oefenen in het zwembad. Dag 3 en 4 was het echte werk; twee maal duiken per dag tot zo’n 15 meter diepte. De koraalriffen en al het leven er omheen was schitterend. Vissen is alle kleuren en maten, schilpadden en het meest spectaculaire: de haaien. Ik heb er in totaal twee gezien. Een was zo’n 2 meter lang. De andere had zijn lichaam in een grot verscholen en zijn kop was zo groot als een autoband. Ik vermoedde dat de haai wel 5 meter was (later zag ik in mijn dierengids dat hij max. 3 meter kan worden). Erg dreigend was het niet. Haaien zijn gevaarlijk als je aan het oppervlak drijft. Ze kunnen je aanzien als zeehonden. Onder water lijken ze niet onder de indruk van de aanwezigheid van duikers. Na vier maal duiken warden onderwater de handen geschud, mijn PADI open water duikbrevet was binnen.

Na mijn verblijf in Exmouth reisde ik door naar Broome, een badplaats in het noorden van WA. Mijn plan was om een aantal weken te blijven en naar werk op zoek te gaan. Toen ik aankwam in het hostel in Broome, zag ik iemand een notitie aan de receptionist gaf met als titel ‘labourers wanted’. Ik belde direct op en hij de werkgever vroeg of ik met gereedschap om kon gaan. Na ‘ja’ geantwoord te hebben zei hij dat ik maandag om 6.30 uur kon beginnen. Het kostte in total 10 minuten om in Broome een baan te vinden.

Op maandag begon ik met hamer en bijtel in de hand schroeven uit de muur te rammen. Aan het einde van de dag had ik zoveel blaren in mijn hand dat ik de volgende dag geen hamer meer kon vasthouden. Mijn Collega en tevens goede maat Ian was een sympathieke kerel en deed de volgende dag het werk met de hamer. Naast Ian had ik nog wat andere collega’s. Zo is er Bobby, een 58 jarige vrouw die zonder problemen onder het huis door kruipt, de ladder op klimt en broekjes draagt waarmee ik afgelopen zomer in Spanje meisjes van 15 zag lopen. Bobby was ooit getrouwd met de supervisor; Paddo. Een hippie van 60 jaar oud die in iedere zin zijn woorden 2 maal benadrukt door er ‘fucking’ aan toe te voegen. Bijvoorbeeld: give me the fucking hammer , I gotta smash this fucking wall’. Het klinkt hillarisch als je hem hoort praten.

Naast het werken bestond het dagelijks leven in Broome uit surfen, zwemmen, gezellig op het strand hangen met andere backpackers en meed doen biljart toernooien. De backpackers creerde een leuke sfeer in een toeristen oord dat gedomineerd werd australische zakkenvullers die een hekel hebben aan backpackers. Het was ook erg benauwd en warm in Broome. Ik ben toe aan een regenbui en een frisse ochtend. De laatste regenbui die ik heb gehad was half Januari en de laatste 3 maanden is het kwik niet onder de 30 graden geweest. Het zal nog wel even duren voor ik in een koudere zone zal zijn.

Hoofdstuk 7: Nanga

Nadat ik een week in Perth werk heb gezocht en niets gevonden had besloot ik terug te gaan naar de Bush om een oude bekende op te zoeken. Na anderhalf uur rijden stonden we in het plaatsje Dwellingup voor de slagboom van Nanga bush camp. 'Is that you Louis and Victor?' hoorden we Derek door de intercom zeggen. Derek woont samen met zijn vrouw Wendy op Nanga en we hadden hen ontmoet tijdens ons verblijf op de Nullarbor. In Perthhadden we opgebeldmet de vraag of we een paar dagen langs konden komen, ik had toen niet kunnen bedenken dat Nanga voor de komende twee maanden mijn thuis zou zijn.

De eerste indrukken van Nanga waren verassend. Toen we de huiskamer van Derek en Wendy binnen stapten scharrelden er een paar kippen rondom de tafel en werd ik aangestaard door een kangaroo. Ik vroeg aan Derek of het gebruikelijk was dat er een kangaroo door de huiskamer liep. Hij vertelde me dat de kangaroo door Wendy was opgevoed omdat zijn moeder was doodgeschoten. Haar naam was Zoey. Zoey woonde inmiddels weer in de natuur maar kwam regelmatig langs voor boterham en wat water. Derek en Wendy maakten lunch voor ons en vertelde hoe ze hier leven. 21 jaar geleden was Derek als manager aangesteld en sinds 15 jaar woon hij op Nanga Bush Camp. Ze hebben twee kinderen; Bradley, een stille jongen van 18 jaar en Ashley een puber die het bloed onder Derek's nagel vandaan haalt vanwege haar 8 jaar oudere vriendje. Ooit hadden ze ook een andere zoon, Jamie. In 2003 kwam hij om het leven bij een motorongeluk. Moge hij rusten in vrede.

Na de lunch gaf Derek ons een rondleiding door Nanga Bush Camp. Tussen de Eucaliptusbomen staan hutten waar zo'm 100 man per hut in kunnen slapen. De hutten worden vooral verhuurd voor schoolkampen en studenten introductiefeesten. Die middag zou er ook een studentengroep arriveren voor een introkamp. Daarover later meer. Derek liet ons de rivier zien waar we een duik in namen. In een boom aan de oever was een touw vastgemaakt waarmee je je als Tarzan de rivier in kan lanceren. Nadat louis en ik een paar keer hadden geslingerd, moedigde we Derek aan om het ook eens te proberen. Eerste bedankte hij met het excuus dat hij te oud was, maar de verleiding was te groot en ook Derek klom de oever op om eens te slingeren. Hij sprong af, zweefde over het water en tot onze grote verbazing maakte hij een salto achterover voor hij in het water plonste (Derek is een man van rond de 50 met een bierbuik). Door de acrobatische truc kroonde wij derek tot onze held, maar voor deze status moest hij echter wel een prijs betalen. Hij was met zijn voet verkeerd op de bodem terechtgekomen en de opvolgende drie dagen kon hij niet lopen.

Op vrijdag en zaterdagavond waren we door de leider van het studentenkamp uitgenodigd om mee te feesten. Op vrijdagavond waren we al verbaasd hoeveel alcohol er werd geconsumeerd. Op zaterdagavond viel onze mond helemaal open. De jongens stonden in hun boxershorts te dansen en de meiden hadden alleen hun ondergoed nog aan. Toen ik naar de keuken liep om een biertje te halen stond een eerste jaars (uiteraard in haar ondergoed) met een fles olijfolie boven haar hoofd. De olie druipte via haar haren over haar lichaam. Hier werd me toch wel duidelijk hoe inhoudloos deze introductie feesten waren. Het was niet meer dan twee dagen drinken en zondag met een kater naar huis. Wie niet van zuipen en harde muziek hield, had maar pech.

De opvolgende week hielpen we op Nanga met het schoonmaken van de hutten, maar aangezien er weinig werk was voor ons probeerde de eigenaar van Nanga ons aan een baantje te helpen. Aan het eind van de week hadden we een baantje gevondel als fruitplukkers. De volgende maandag konden we om 7 uur beginnen. Onze baas, Steve Giumelli, was een tweede generatie Italiaanse immigrant en een klootzak. Aangezien zijn vrouw Rosanne thuis de touwtjes in handen had kon Steve op de kwekerij zijn leiderschapskwaliteiten tonen. Het grootste gedeelte van de dag schreeuwde Steve ons Commando's toe als: 'work faster', 'get the fuck out of the way' of 'you don't have to be a fucking rocket engineer to operate this machine'. We werkten namelijk op een rijdende lift zodat we hoog in de bomen konden plukken. Aangezien je het apparaat met je voeten bestuurt duurt het een aantal uur om het onder de knie te krijgen en daar was geduld voor nodig. Iets wat duidelijk ontbrak in Steve's leiderschapskwaliteiten. Dat was ook te merken tijdens de koffie pauze. Nadat we in de loods aankwamen zette ik de waterkoker aan, deed koffie poeder in de beker, goot hem half vol met kokend water en vulde hem bij met koud kraanwater. Als ik tijdens de pauze de mok halfleeg had moest ik de rest door de gootsteen spoelen omdat we weer aan het werk moesten. Dat Steve een eikel was nam ik maar voor lief, hij betaalde nou eenmaal goed en het werk was op de bloedhitte na wel te doen.
Na 2 weken had Louis uitslag op zijn keel en armen. In eerste instantie dachten we dat het door de hitte kwam, maar nadat hij ook uitslag in zijn gezicht kreeg besloot hij naar de dokter te gaan. De dokter vertelde dat het een allergische reactie was op een van de chemicalien. De dokter raadde Louis aan per direct te stoppen met het werk. Toen ik die avond thuis kwam was mijn nek ook rood en jeukte het. Ik was er minder erg aan toe dan Louis, maar 's nachts werd het erger. Ik werd vaak wakker en het enige wat ik wilde doen was krabben, maar ik wist dat ik het beter niet kon doen. Na een nacht slecht geslapen te hebben stapte ik 's ochtends in de auto om naar de kwekerij te rijden en vertelde Steve dat we met het werk stopten. Voor de verandering was hij begripvol, maar hij was er van overtuigd dat het niet aan zijn chemicalien lag. De dag erna was de jeuk voor mij over. Maar louis kreeg op meer plaatsen uitslag en zijn oog was zo opgezwollen dat hij er uit zag als een verslagen bokser. Het zou nog een week duren voor hij zou herstellen

Ik woonde inmiddels een maand in Dwellingup en begon me thuis te voelen op Nanga. We aten iedere avond met Derek en Wendy, gingen met ze op vakantie en ik trok iedere dag baantjes in de rivier. De kangaroos waren aan me gewend en als ik mijn hand uitstak kwamen ze er nieuwsgierig aan snuffelen. Ook gingen we regelmatig met Derek en zijn maat Bob de oceaan op om te zeilen. Ik had nooit van mijn leven gezeild en was aangenaam verrast hoe vermakelijk het was. Toen we de haven uitvaarde zwommen de dolfijnen voor onze boeg uit en voor we de oceaan op waren hadden zowel louis als ik een vis aan de haak geslagen. Tijdens het zeilen zelf voelde ik me een echte vaderlander. Ooit waren het de Hollanders die Australie ontdekte. Voor de Engelse hier aanmeerden heette dit land Nieuw Holland. Ook ligt het wrak van de Batavia ergens voor de westkust. Derek en Bob zitten vol met zeil verhalen. De ene nog sterker dan de ander. Hun gesprekken zijn meestal een strijd waarin ze elkaar met anekdotes proberen te overtreffen.

Net voordat ik Dwellingup wilde veralten werd ik door Jef, een goede vriend van Wendy en Derek, gebeld. Hij had wel wat werk voor me en vorige week ben ik begonnen als klusjesman op zijn Bush Camp. Jef is het tegenovergestelde van Steve, hij lijkt alle tijd van de wereld te hebben en is erg tevreden over de arbeid die ik verricht. Jef zit ook vol met vooroordelen; zo zijn alle moslims terroristen, zijn aboriginals babymoodenaars, zijn arabieren dieven en zijn vrijgezelle homo's pedofielen. Ondanks alle vooroordelen is het een erg aardige vent en drink ik na werktijd een biertje met hem.

Vorige week heb ik afscheid genomen van Louis. Hij heeft West Australie verlaten voor een vakantie op Bali. Ik heb 3 maanden met hem gereisd en hij was een zeer goede kompaan. Ik heb met hem de grootste avonturen in Australie beleefd. Echt missen doe ik hem ook weer niet, zo is nou eenmaal het leven van een reiziger; mensen komen en gaan. En zo zal ook ik Nanga gaan verlaten, volgende week ga ik naar het noorden om mijn duikbrevet te halen.

Hoofdstuk 6: Nullarbor

Er is maar een route om van South Austerlia naar Western Australia te reizen. Hiervoor moet men de Nullarbor Plains kruisen. Een 2000km geasfalteerde route omringd door woestijn. Langs de route is slecht eens per 100km een pompstation te vinden. En de brandstofprijzen liggen gemiddeld 50 cent hoger dan de prijzen in de bewoonde wereld.

De Nullarbor begint in Ceduna waar we op een zaterdag aankwamen. Omdat de auto een service beurt nodig had moesten we in deze stad verblijven totdat op maandag de garages weer open zouden gaan. Ceduna is een stad met veel drinkende aboriginals en andere opmerkelijke figuren. De camping waar we verbleven was de goedkoopste en dat kon je er ook wel aan af zien aangezien hier alle opmerkelijke figuren en dronken aboriginals woonden. 'S avonds kwam het hoogtepunt; de abo's haalden hun subwoofer uit de caravan en bouwde hun eigen hip hop disco op de camping. Toen wij naar de keuken liepen stond een aboriginal meisje met haar kont te schuren alsof het een Snoop Dog video was. Moet ik er wel even bij zich dat we dit meisje niet ouder da 7 jaar schatten.

Ceduna konden we niet snel genoeg verlaten en na honderden kilometers gereden te hebben kwamen we aan op Fraser Range. Een voormalige schapen boerderij die tegenwoordig dienst deed als Caravanpark. Een koppel in Ceduna vertelde ons dat zij een week op deze plek hadden gewerkt tegen kost en inwoning en dat het hen erg goed beviel. Louis en ik hadden na bijna een maand in de auto te hebben gezeten behoefte om onze handen weer eens uit de mouwen te steken. We klopten aan en vroegen de manager of wij op de range konden werken. Na een minuut overleg via de radio hadden we een baantje en een eigen kamer waar we in konden verblijven.

De eerste dag leerde we de managers Jef, Robyn en Paid kennen en de volgende dag zouden we beginnen met het opruimen van de schapenscheer schuur. De schapen waren al twee jaar geleden van de range verwijderd. De range is zo groot als half Nederland en biedt ruimte voor 4000 schapen, de vorige eigenaar was iets te ambitieus en fokte er 60.000 schapen. De vegitatie was tot de wortels aangevreten en had zal nog 4 jaar duren voor er weer schapen door de weilanden kunnen grazen. Dat de schuur al twee jaar niet gebruikt was kon je er ook aan af zien. Het lag er vol met schapenstront, rottende wol, spijkers, karkassen van schapen, honden en een kat. Het opruimen ging sneller dan we dachten met af en toe tijd voor een lolletje. Zo kon ik het niet laten om een honden skelet op te pakken en de uitgedroogde neus in louis zijn nek te duwen en blaffende geluiden te maken. Louis kon er echter minder hard om lachen dan ik.

De werkdagen waren vrij relaxt aangezien de pauze's een derde van de dag besloegen. Het echte vermaak kwam dan ook 's avonds wanneer we met Jef een potje golf speelde op de golfbaan. Aangezien het gras naast de baan tot kniehoogte reikte en onze preciezie niet van het hoogste niveau was, waren we meer tijd kwijt aan het zoeken naar ballen dan het spelen van golf. Een andere avond had Jef voor ons geregeld dat we met de ‘rabbit hunters' op stap konden gaan. Op Fraser range wonen slecht vier mensen, maar het huisvest een paar miljoen konijnen . Een ramp voor de natuurlijke omgeving aangezien het landschap wordt kaalgevreten en de bodem veranderd in een tunnel systeem van konijnen holen.

'S Avonds werden we opgehaald door Norman. Norman is een beer van een vent en werkt in de goudmijnen. Hij was naast zijn lengte te herkennen aan een fles alcohol in zijn hand. Voor we op jacht gingen hadden we het avondmaal en toen Norman salade werd aangeboden weigerde hij en zei: ‘ that shit makes me sick'. Na het eten stapten we in de achterback van Norman's Jeep. Aangezien hij behoorlijk aangeshcoten was, was het nogal een avontuur om bij hem in de auto te zitten. Gemiddeld reed hij 60 km per uur over de kleine bosweggetjes. Het was enigzins gevaarlijk maar ik kon er wel om lachen.

Eenmaal aangekomen bij de jagershut kregen we eerst een rondleiding door de drank collectie die Norman bij zich had. Met paar sheuten drank op stapten we in de jeep en reden we naar de weilanden waar de konijnenholen waren. Louis ging met Norman op jacht en ik werd aan Brian gekoppeld. Brian was de jongste van de jagers en tevens de dikste. Hij had gaten in zijn shirt waardoor je zijn enorme pens kon bewonderen. Brian had de afgelopen 4 dagen al geschoten en had weinig zin meer om nog meer te schiten. Daarom kreeg ik het geweer in mijn handen geduwd. De rest van de avond zou ik de trekker overhalen en Brian zou in de jeep rondrijden en met de schijnwerpers op de konijnen richten.

De eerste 5 schoten waren allen mis, de konijnen waren uit het zicht verdwenen en daarom reden we naar een ander veld toe. Toen de konijnen in het zicht waren, sprong ik uit de auto, ontgrendelde het geweer, richtte op het konijn, hield me adem in en haalde de trekker over. Ik keek op en daar lag het konijn. Hij was in zijn hoofd geraakt en al dood toen ik hem oppakte. Het was een vreemd gevoel; trots dat ik mijn eerste konijn had geshcoten, maar aan de andere kant ook zielig voor een zo onschuldig uitziend beestje. Het zou echter niet de laatste zijn die nacht. In totaal schoot ik er zeven. Na het jagen keerde we terug naar de jagershut . Aangezien er teveel red back spinnen (zwarte weduwe) in de hut zaten sliepen we buiten. De volgende ochten moesten we wel even de schoenen onderste boven houden vanwege de spinnen en schorpioenen die er in kunnen kruipen

De laatste avond op Fraser Range was er voor ons een BBQ georganiseerd met alle bewoners en vaste gasten. Later op de avond kwam een van de gasten vertellen dat er een slang op de camoing lag. Toen Jef en ik aankwamen stond er een groepje mensen om heen het dier te bewonderen. Jef vertelde dat het een python was, pakte het beest bij de staart op en zei: ‘die ga ik aan mijn vrouw laten zien'. Met een slang aan zijn gestrekte arm liep hij 50 meter naar de BBQ ruimte. Nadat Jef hem had getoond vroeg ik of hem ook mocht oppakken. Hij legde de slang op de grond en nu tilde ik het beest bij de staart op. Een erg bijzonder moment en een Australische droom die werkelijkheid werd.

De volgende dag was het tijd om te vertrekken. Tijdens het inpakken van de auto riep Louis ‘Kijk! Daar ligt een slang voor de auto'. Het was een zeer giftige Jugide van 1,5 meter die onder de passagiersdeuren door de auto kruiste. Ik had geluk, de slang had ik niet opgemerkt en ik was op weg om de mijn spullen via de passagiersdeur in te laden. Als Louis mij niet gewaarschuwd had dan had ik de slang bij de passagiersdeur ontmoet en had het slechter kunnen aflopen. Ik kroop door het oog van de naald en dat is niet de eerste keer in Australie. Blijkbaar brengt het konijnenpootje wat in mijn auto hangt toch geluk.

Hoofdstuk 5: Road Trippin'

Op 15 december schudde ik de hand van Louis. Louis werkte voor een aannemer net buiten Melbourne en ik kwam hem ophalen omdat we samen zouden gaan rondreizen in de omgeving van Melbourne. De laatste keer dat ik Louis ontmoette was in 2006, Doordat hij goed bevriend was met mijn broer en zij samen een boottocht maakte naar Amsterdam. Nu waren we beiden in Australie en besloten we elkaar op te zoeken.

De volgende dag reden we samen met de auto naar een buitenwijk van Melbourne om daar onze reisgenoten voor de komende dagen op te pikken; Theo een collega uit Hillston en zijn broertje Alex. Samen vertrokken we om langs de Great Ocean Road te rijden. Een route die is aangelegd door gevangen en eerste wereldoorlog veteranen. Een route vol van prachtige uitzichten, watervallen, tropische regenwouden, surfstranden, wildlife en Japanse toeristen met fototoestelen. Iedere 5 km was er wel een reden om even te stoppen. Louis en ik waren gefascineerd van wat we allemaal zagen. Theo en Alex waren minder onder de indruk. Het grootste gedeelte van de tour lagen ze achterin de auto te slapen. En als we even stopten voor een bezienswaardigheid, wierpen ze er een blik op om vervolgens om te draaien en terug te lopen naar de auto waar ze hun basketball magazines voor de vijfde keer begonnen door te spitten. Ze deden ons denken aan Kees Frans, de nogal lakse reisgenoot waar mijn broer in 2004 mee door Australie reisde. Vanaf dat moment noemde we Theo en Alex dan ook maar Kees en Frans.

Op een zaterdagavond verbleven we in Port Cambell en hadden we zin om te gaan feesten. Het enige feest wat gaande was, was een besloten verjaardag in een feestzaal. Dat het besloten was hield ons echter niet tegen om naar binnen proberen te glippen. Toen ik de feestruimte binnen kwam raakte ik snel in gesprek met Mel, een Aussie chick uit Melbourne die toch wel wilde weten hoe we Chris (de jarige Jop) kende. Ik loog tegen haar dat we hem vandaag ontmoet hadden en dat hij ons had uitgenodigd. Zo konden we rustig doorlopen naar de dansvloer maar helaas was Kees zo stom om toe te geven dat we helemaal niet uitgenodigd waren en bovendien Chris niet eens kende. Gelukkig kon het Mel weinig schelen en konden we de rest van de avond lekker mee feesten. Louis kwam nog wel in de problemen, een Australische schone deed hard haar best om hem te versieren en daar was haar vriend toch niet echt van gecharmeerd. Hij vertelde Louis dat hij zich maar eens moest realiseren dat sommige vrouwen hier een vriend hadden. Toen ik haar even later vroeg of haar vriend altijd zo jaloers was, zij ze dat de ruzie zoekende Australier niet haar vriend was. Haar vriend was jarige Jop Chris, maar die was wel zo dronken dat hij zich van nog maar weinig bewust was. Uiteindelijk konde we ook mee naar de after party en toen bleek dat het grootste gedeelte van de aanwezigen Nederlandse immigranten kinderen waren. Echter spraken ze geen woord Nederelands meer, maar vonden ze het wel erg leuk om te vertellen waar hun famillie vandaan kwam.

De zondag na het feestje reden we terug in de richting van Melbourne. En vonden we onderweg een dode walibie. Het dier leek pas dood dus ik stelde voor om een stuk vlees af te snijden voor het avondeten. Louis leek het ook een goed idee en samen hebben we walibie klaargemaakt. Het vlees was lekker, maar door de velen spieren zo taai als een schoenzool. Het was ook de laatste nacht dat we met Kees en Frans reisde, die dropte we de volgende dag af in Melbourne. En met ons tweeen reisde we door naar Philip Island.

Philip Island is vergelijkbaar met Texel, een vakantie eiland waar je lekker met de fiets over heen kunt rijden. Met als hoogtepunten en Moto Grand Prix Circuit waar je voor 300 Dollar 3 rondjes kunt rijden, surfstranden en de Pinquin parade. En dat laatste was een bijzondere ervaring. Op het strand zijn tribunes neergezet en voor 20 dollar kun je hier plaats nemen. Iedere avond komen de pinquins terug van het vissen om hun jongen die in de duinen wonen te voeren. Vanaf de tribune zie je vanuit de zee de pinquins het strand op waggelen. Een deel is bang en keert terug de zeee in en een deel sprint langs de tribunes de duinen in. Na een halfuur zijn de meetse pinquins het strand op gelopen en kun je ze in de duinen aanschouwen als ze hun jongen voeren. Na een een keer je terug naar huis en voelt het net alsof je een avondje in de bioscoop hebt doorgebracht.

Op kerstavond keerde ik terug naar Melbourne om daar kertst en nieuwjaar door te brengen. Met Kerst had ik alles behalve een kerstgevoel, je loopt hier met je korte broek door het park in plaats van met een winterjas en sjaal door de sneeuw. Geen moment heb ik het gevoel gehad dat het kerst was, maar dat komt ook omdat er dit jaar geen familie diner voor mij in zat. De dagen in Melbourne heb ik doorgebracht met wat vrienden uit Taiwan die ik ook uit Hillston ken. Ik ben de enige Europeaan in de groep en ze vinden me een rare snuiter. Maar ondanks dat ben ik toch erg geliefd. Nieuwjaar was hetzelfde gevoel als kerst, alleen was het nog iets warmer. 40 Graden maar liefst en deze dag kwam de wind vanuit de woestijn. Het was niet te harden. In de avond ben ik samen met Louis naar een concert gegaan van Armin van Buuren. Normaal kostten de tickets 220 dollar, maar omdat Louis de manager van Armin van Buuren kende konden we gratis naar binnen en hadden we ook nog eens VIP kaarten. Helaas was er geen gratis drank bij inbegrepen maar dat kon de pret niet drukken.

In 2011 hebben we samen de voet op het gaspedaal gezet en hebben we aardig wat kilometers gemaakt. We zijn op weg naar Western Australia en zijn nu nog 2000 km van Perth verwijderd. In Western Australie, wil Louis op zoek gaan naar een baantje in een strandtent. En ik ga hard op zoek naar een baan als Kompel in de goed, koper of diamant mijnen.

Hoofdstuk 4: van Capital naar Country

Op een zaterdag avond nam ik afscheid van mijn vrienden in Katoomba. Na 2 weken in de blue mountains was het tijd om weer eens te gaan reizen. De volgende bestemming was de hoofdstad van Australie: Canberra. Samen met Alex, een Franse vriend die ik in de eerste week in Sydney leerde kennen, vertok ik naar de Canberra waar we de volgende 3 dagen zouden verblijven.

Eenmaal aangekomen in Canberra merkten we hoe leeg de stad is. De stad is special gebouwd om de regeringsgebouwen te vestigen, voor Canberra was er niets te vinden op deze plaats. De rust deed ons goed, want wie in Sydney is geweest heeft genoeg mensen, auto's en rode stoplichten gezien.

In Canberra bezochtte Alex en ik het parlementsgebouw, de nationale kunst gallerei en het oorlogs museum. Je leert al snel dat Australie een land is met weinig historie. De grootste triomph is ANZAC. De eerste slag in de eerste wereldoorlog waar Australie bij betrokken was. Desalnietemin werden de Australiers door de Turken in de pan gehakt. Het is voor een Europeaan dan ook lastig te begrijpen waarom dit Australies trots is.

Na 3 dagen met Alex in de hoofdstad rond te hebben gedwaald besloot hij terug te gaan naar Sydney, om een Franse vriendin op te pikken. We spraken af om elkaar in Melbourne te ontmoeten. Voor Alex kwam Henri de plaats. Een Finse kerel die bij ons op de kamer sliep. Ik was van plan om naar het zuiden te gaan om daar te gaan werken en Henri was platzak en ging graag op mijn uitnodiging in. Uiteindelijk kwamen we in contact met een werkgever in een plaatsje Hillston die ons werk kon garanderen. De volgende dag reden we 500 km naar het westen en kwamen we aan het einde van de middag aan in Hillston. We realiseerde dat we in de outback waren toen we naar onze werkgever wilde bellen, er was geen bereik met de mobiele telefoon. Via de telefooncel konden we Bruce, de werkgever, bereiken en de volgende dag konden we beginnen.

De eerste Job was in de uienvelden. Een groep Aziaten plukte de uienzaden en Henri en ik gooide de volle tonnen in de aanhanger van de tractor. Mijn leidingevende was een onverstaanbare redneck, die de hele dag door een irritante klootzak was. Zo vonden ook zijn vaste collega's.

Na 2 dagen in de uienvelden vertrokken we naar een amandel kwekerij waar Henri en ik in de loods aan de slag gingen om haringen te maken. Het werk bestond uit het zagen en buigen van metaal. Van alle backpackers in Hillston hebben Henri en ik het leukste baantje. Inmiddels ben ik 38 uur per week metaal aan het zagen en rijdt Henri in een wagentje waarmee hij de haringen bij de overige collega's aflevert die ze vervolgens in de grond steken. Aan het einde van de dag is mijn gezicht zwart en wordt er op capming regelmatig gevraagd of ik in de mijnen werk.

De werktijden zijn van 7.00 uur tot 15.00 uur. In de namiddag, spelen we met onze Franse vrienden een potje voetbal, praten we gezellig met de andere backpackers en koken we onze avond maaltijd. Dat laatste was een spectacel afgelopen donderdag. Op de terug weg van werk had een een konijn op de weg gevonden die net gestorven was. Aangezien het vlees hier duur is stelde ik voor om het konijn dezelfde avond te villen, klaar te maken en op te eten. Grinnekend stemde Henri en Theo, een college, toe. ‘S avonds hield Henrie het konijn bij zijn poten vast, vertelde een stelletje uit Parijs waar ik moest snijden en sneed ik het konijn open. Het was een spectakel.

Toen ik het het vlees in stukken aan het snijden was hoorde we van de receptie dat er een konijnen virus heerst. Niemand had nog trek in het konijn, behalve ik. Ik was immers al 2 uur bezig met het konijn en een avondje op de wc zitten was het me het risico wel waard. Het konijn smaakte heerlijk en ik heb het in mijn eentje opgegeten. Van het virus heb ik nooit iets gemerkt dus het was een goede gok.

Ik ben inmiddels voor twee weken in Hillston en aangezien ik nogal geestdodend werk doe heb ik genoeg tijd om na te denken over de komende maanden. Ik wil over 2 weken naar het zuiden toe gaan om daar te gaan surfen, naar Tasmanie om een wandeltocht met Henri te maken en uiteindelijk naar West Australie om op zoek te gaan naar een baan in de mijnen. Maar zoals ik gemerkt hebt is het leven hier onvoorspelbaar is. Twee maanden terug had ik niet kunnen voorspellen dat ik een maand in Hillston zou verblijven, Hillston in the middle of nowhere, Hillston waar ik het zo naar mijn zin heb.

Hoofdstuk 3: Rendevouz

Het was mijn laatste ochtend in Katoomba, Blue Mountains. Voordat ik terug zou keren naar Sydney zou ik met Shaun, een jonge brandweerman die in hetzelfde hostel verbleef, een bezoek brengen aan zijn Kazerne voor een rondleiding. Samen met zijn maat Tom (bijgenaamd tom-tom omdat hij altijd verdwaalt), liet hij de de brandweerwagens, de slangen, de kleding en gereedschappen zien en luisterde ik aandachtig naar de brandweer anekdotes. Dit zijn niet de jongens die een kat uit de boom bevrijden en hier en daar een brandje blussen, dit zijn de jongens die bosbranden proberen te blussen en de lichamen opruimen van mensen de besluiten van een van de hoge kliffen in de omgeving af te springen. Het waren aangrijpende verhalen. Toch zijn ze gek op hun werk, met name de bosbranden zijn populair. Brandweermannen zijn nou eenmaal adrenaline junks. Na de rondleiding namen we afscheid, maar het zou niet de laatste keer zijn dat ik op de kazerne zou zijn.


De weg terug naar Sydney reisde ik samen met Jacob. Jacob is een 24 jarige Koreaan die als sluipschutter in het leger heeft gediend. Na zijn dienstijd besloot hij naar Nieuw Zeeland te gaan om Engels te leren en geniet nou van een lange vakantie in Australie. De volgende dagen in Sydney zou ik in de vrije avonden vooral met hem optrekken, met de zaterdagavond als hoogtepunt. Jacob was de vorige avond met wat maatjes van hem gaan vissen en had o.a. twee haaien gevangen. Zijn vrienden zouden om 7 uur naar het hostel toe komen om de haai te bereiden en deze gezamelijk op te eten, ik was uitgenodigd om een vorkje mee te prikken. Om 7 uur waren ze nog niet in het hostel en Jacob vertelde me dat ze 8 uur zouden komen, 8 uur werd 9 uur en om 11 uur vertelde hij me met enige schaamte dat zijn vrienden vergeten waren om de haai in de koelkast te leggen en dat deze inmiddels bedorven was. Of het de waarheid was betwijfelde ik. maar het was ok. Jacob is zo vriendelijk en beleefd dat haast onmogelijk is om hem iets kwalijk te nemen.


De volgende dag zou het goed gemaakt worden. We zouden een uitwisseling hebben, hij en zijn vriend maakte Koreaanse noedels met veel pepers voor me, ik maakte een pot hutspot met worst voor hen onder het acroniem 'Hiddinks favourite' ( Guus hiddink is voormalig bondscoach van Zuid-Korea en een icoon en ere burger van Seoul). Het was leuk om te zien hoe de Koreanen de worst in de hutspot doopte en zo langzaam de pan leeg aten. Het Koreaanse voedsel was erg lekker, erg pittig ook. Gelukkig had ik een week eerder bij een Thai gelogeerd en was ik inmiddels gewend aan een pittige maatlijd.


De avonturen met Jacob waren maar een onderdeel van mijn verblijf in Sydney. Het hoofddoel was het vinden van een auto, iets wat me twee weken eerder niet gelukt was. Toen ik een maand geleden in Sydney aankwam, was ik een leek op het gebied van auto's. Maar na 100 advertenties, 10 testritten, een keuring, gesprekken met mijn broer en bezoekjes aan garages en dealers was ik inmiddels in staat om de goede auto's van de slechte te onderscheiden, de waarde van een auto in te schatten en de eerlijke verkopers van de leugenaars te onderscheiden. Het koste me nu slecht een 2 dagen om de ideale auto te vinden: een rode Ford station wagen uit 1998. Alles leek goed te zijn en omdat ik hem bij een dealer kocht zat er een garantieverzekering bij. Na het weekend heb ik de auto opgehaald, de auto werd in contanten betaald. Na 4 jaar autorijden had ik mijn eerste auto, geen BMW of Jeep zoals ik ooit wilde, maar een Ford Falcon Forte.


Het avontuur kon beginnen en ik ben dezelfde dag richting het zuiden gereden om de bijzondere rotsformaties langs de kust te bewonderen. De meest indrukwekkende rots was er een waarvan de vele gaten een raster hadden gevormd, hierdoor leek het alsof de rots was opgebouwd uit doodskoppen. Duizenden doodskoppen die mij aanstaarde en je het gevoel gaven dat ik de volgende zou zijn die in de 'wall of dead' plaat mag nemen. Na de avonturen in aan de kust trok ik door naar Kangaroo Valley, een plaats waar de oudste brug van Australie te zien is en ik hoopte voor de eerste keer een kangaroo te spotten. Na het opzetten van mijn tentje keek ik in de vallei en bedacht dat dit een fijne plek was voor kangaroos om te leven, toen ik nog eens goed keek zag ik honderden meters van mij vandaan twee ruggen boven het gras uithoppen. Een onwerkelijk beeld hoe de kangaroos zich voortbewegen. Ik kon begrijpen hoe verbaasd de eerste Engelsen waren toen zij 250 jaar geleden voor het eerst een kangaroo zagen.


Ik wilde graag in de avond naar een open veld lopen in de hoop een kangaroo van dichtbij te zien en als ik geluk had misschien ook wel een wombat. De avondwandeling was indrukwekkend, een echidna (de plaatselijke egel) kwam het bos uitstrompelen, mijn richting uit en rolde zich op een halve meter van mij vandaan tot een stekelige bal om vervolgens weer uit te rollen en verder te snuffelen in de berm. Toen ik op het open veld aankwam was het eerste wat ik zag 4 kangaroos, even staarde ze me aan en draaide snel om het bos in. Toen ik verder keek zag ik daar ook de wombat, een beest wat iets weg heeft van een koala. Ik kon hem tot 2 meter benaderen tot dat hij weg strompelde toen ik te dichtbij kwam. Toen ik 2 uur later terugkwam van de wandeling op de camping bleek echter dat er inmiddels meer wombats aanwezig waren dan mensen en er zelfs een kangaroo door het gras sprong. Ik wist dat ik voortaan geen twee uur hoefde te wandelen om het wild life te bewonderen.


De volgende dag belde ik Shaun, de brandweerman uit Katoomba, om hem te vragen of de brandweer training die voor de volgende dag gepland stond nog door zou gaan. Dat was het geval en zo reed ik de volgende dag terug naar de Blue Mountains om terug te keren naar het hostel waar ik me zo vermaakt had en om de brandweertraining bij te wonen. In het Hostel was weinig veranderd, Malcolm sleet zijn uren nog steeds met poulen en het verzamelen van handtekeningen van jonge reizigers en Tony hing nog altijd op de bank. Het was goed om weer thuis te zijn.


De brandweer training was een leuk avontuur, ook ik heb plaats mogen nemen achter de slang en gevoeld met wat een kracht het water er uit kan spuiten. Na de training besloot ik nog wat langer in Katoomba te blijven om ook wat van het lokale leven te zien. Je leert de mensen in het hostel beter kennen en langzaam maar zeker begin je je te realiseren dat bij iedereen die hier verblijft toch wel een steekje los zit. Zo is Warren, een Australier waar ik de kamer ooit mee deelde, net terug uit de gevangenis. Hij zat na een gewapende overval 15 jaar vast. Shaun is pas 21 maar heeft al een paar zelfmoordpogingen en een leven als dakloze achter de rug. Ondanks dit trok ik veel op met Shaun de laatste dagen samen maakte we bos wandelingen, gingen we uit, kookten we gezamelijk en vielen zelfs voor dezelfde vrouw, een Vietnamese schone die twee straten verderop woont. Shaun is inmiddels een 'brother' en Malcolm, met zijn leeftijd en wijsheid, voelt toch wel als een vader.


Hoofstuk 2: Welcome to the jungle

Sydney is een boeiende stad, maar zoals elke stad die je bezoekt heb je het meeste na drir dagen wel gezien. Na dertien dagen Sydney was ik toe aan wat nieuwe avonturen en besloot ik dat het tijd was om wat meer van de natuur te zien. inmiddels was goed bevriend geraakt met Tamlin, een britse tiener die ik ooit op straat aan sprak omdat ik op zoek was naar een Slijter. Een week later zat ik naast hem in de auto op weg naar Kuring gai national park waar het avontuur kon gaan beginnen. We hadden samen al een voorproefje gehad in het natuur historisch museum en hadden grote verwachtingen van de Australische natuur.

Bij het binnenlopen van het bos was het eerste wat ons opviel was dat bijna de helft van alle bomen onder de brandwonden zit. De bosbranden zijn hier meer regel dan uitzondering, al sinds duizenden jaren. De twee boomsoorten die in Australie groeien; de Eucalyptus en de Gomboom hebben zich prima aangepast aan de bosbranden, zijn in staat ze te overleven en hebben zelfs de bosbranden nodig voor de verspreiding van hun zaden. Al snel raakte we gewend aan de verbrande bomen en ging onze aandacht uit naar krijsende kakatoes, de mangrovebossen en de hoop een dodelijke brown snake of funnelweb spin te spotten. Geen van beiden liet zich zien en ik nam aan dat wildlife in Australie niet zo spectaculair is als in de David Attenborough natuur documentaires.

Toch had ik het mis. Op de terugweg stopte Tamlin me toen hij iets in de bosjes hoorde ritsellen. Tot onze grote verbazing kwam er een Monitor varaan van meer dan 1,5 meter tevoorschijn. Stijf van verbazing bleven we het beest aanstaren. De varaan leek niet erg onder de indruk van onze aanwezigheid, liep onze riching uit en passeerde ons op een meter afstand om vervolgens de boom in te kruipen en nog even van de zon te genieten tot die onder zou gaan. Het was zo fascinerend om te zien dat we nog een kwartier naar het beest hebben staan staren voordat we besloten terug te keren naar de auto.

De volgende dag vertrok ik om de blue mountains te bezoeken. Een gigantische gebied met valleien opgevuld met Eucalyptus bomen die samen een blauwe gloed over de vallei verspreiden. Ik arriveerde in een hostel in het plaatsje Katoomba en ben dezelfde dag voor een korte wandeling een klif afgedaald om te zien hoe het onder de bomen was. het dalen en stijgen moet nogal letterlijk genomen worden. Er is in de meeste gevallen een trap met gemiddeld duizend treden die je naar beneden brengt, behoorlijk uiputtend als je dit voor het eerst doet. Het bos deed me denken aan een oerwoud; varens, smalle paden, vogel geluiden het was een prachtig aanzicht en een bijzondere ervaring.
De volgende dag besloot ik lange wandeling te maken, een bejaard koppel was zo vriendelijk om me bij de trap die je de vallei in leidt af te zetten. Toen ik hen hartelijk bedankte kreeg ik een biljet in mijn handen gedrukt van een miljoen dollar. het was geen echt biljet maar bevatte een christelijke waarschuwing die zei dat degene die niet trouw was aan god toch echt in de hel zou belanden. Ondanks mijn ongelovigheid was het bos toch echt hemels. Ik meerdere malen een Liervogel gespot. Een vogel die zijn faam dankt aan een BBC opname waarin hij een serie geluiden produceert die niet van echt te onderscheiden is, een kettingzaag en foto camera. (Zie de video hier http://www.youtube.com/watch?v=VjE0Kdfos4Y)

De dag erna besloot ik een tocht te maken waarin wat watervallen verstopt waren. Ik maakte me weinig zorgen om de veiligheid aangezien ik mijn EHBO cursus had afgerond en ik een mobiele telefoon bij me had. Na twee uur lopen ontdekte ik dat ik geen bereik had in het bos en begon me toch zorgen te maken over mijn eigen veiligheid (aangezien ik alleen door de bossen dwaal). Met mijn aandacht bij alle doemscenarios schrok ik me rot toen er nog geen 50 cm voor me voeten een hagedis van een halve meter over het pad schoot. Ik was blij dat het maar een hagedis was en geen gifslang. Even later ontmoette ik Ned en Phil, twee Australiers die een dagje vrij hadden genomen om hier te wandelen. Gelukkig kon ik hen vergezellen en maakte ik me weinig zorgen meer, 'safety comes with numbers' zei David Attenborough ooit.

De avonden in Katoomba verblijf ik in het hostel en speel ik een potje biljart met mannen van een jaar of vijftig die in het hostel wonen. Stuk voor stuk zijn het unieke figuren. Zo heb je Roy, een Nieuw Zeelander die een appartement in katoomba had maar het toch makkelijker vond om in het hostel te gaan wonen aangezien hij dan niet zelf de was hoeft te doen en de keuken en het bed voor hem wordt schoongemaakt. Dan heb je Malcolm, een zestig jarige Australier die sinds kort een wit vest heeft gekocht die hij vol wil laten signeren met handtekingen van jonge vrouwelijke reizigers. Maar klap op de vuurpijl is toch wel Tony, een Polinesier die zich iedere dag in zijn monteurs overal heist om vervolgens op de bank te zitten, een potje te poolen, een sigaretje te roken, een beetje op de piano spelen en uiteindelijk weer op de bank neer te ploffen. Ondanks dat we allemaal onze eigen dagbesteding hebben, is er een ding dat we gemeen hebben, we vermaken ons kostelijk in dit hostel. Wat een leven!